1

In het begin, als een niertumor klein is, ervaren nierkankerpatiënten meestal geen klachten. De meeste tumoren worden dan ook bij toeval gevonden, bijvoorbeeld bij een routine onderzoek bij buikklachten. Bij slechts 1 op de 10 patiënten is sprake van symptomen die het gevolg kunnen zijn van een niertumor, zoals pijn in de zij, een zwelling in de buik, urineverlies of bloed in de urine. Sommige patiënten ervaren lichamelijke reacties die kunnen optreden bij alle typen van kanker, maar die ook andere oorzaken kunnen hebben dan kanker. Hieronder vallen:

  • hoge bloeddruk
  • gewichtsverlies
  • aanhoudende koorts
  • bloedarmoede
  • verlies van spierweefsel
  • verlies van eetlust
  • een gevoel van lusteloosheid

Als de kanker zich verder in het lichaam verspreid, kunnen andere klachten voorkomen. Bij uitzaaiingen in de longen bijvoorbeeld veel hoesten en benauwdheid en botpijn bij uitzaaiingen in de botten.

2

Als de patiënt met (onduidelijke) klachten bij de huisarts komt, zal de huisarts vragen naar de klachten en de medische voorgeschiedenis van de patiënt. Als het gesprek genoeg reden geeft voor bezorgdheid, verwijst de huisarts de patiënt door naar een uroloog of internist, afhankelijk van de klachten. De uroloog of internist vraagt opnieuw naar de klachten en de medische voorgeschiedenis. Om de diagnose te kunnen stellen, kunnen de volgende onderzoeken worden verricht:

  • Urine- en bloedonderzoek
  • Beeldvormend onderzoek
  • Biopsie
  • Cystoscopie

Urine- en bloedonderzoek en beeldvormende onderzoeken worden standaard verricht en in sommige gevallen is een biopsie van de niertumor nodig.

Hoe werkt urine- en bloedonderzoek
De uroloog kan een urineonderzoek of bloedonderzoek uitvoeren. Met dit onderzoek wordt naar algemene waarden gekeken, bijvoorbeeld lichaamseigen stoffen, zoals serum creatinine (eGFR). Deze markers zeggen iets over de conditie van de nieren. Er zijn geen markers die nierkanker kunnen aantonen in bloed of urine. Alleen als de uroloog blaaskanker, nierbekkentumor of kanker van de hogere urinewegen wil uitsluiten, wordt ook wel gekeken naar kankercellen in de urine. Kankercellen in de urine kunnen hierop wijzen, maar dus niet op nierkanker.

Wanneer mogelijk sprake is van nierkanker, zal de arts willen vaststellen of dit vermoeden klopt en zo ja, wat de aard van de tumor is. Via beeldvormend onderzoek kan de volgende informatie worden verkregen over:

  • of er überhaupt sprake is van een tumor
  • de plaats en grootte van de tumor
  • of sprake is van vergrote lymfeklieren
  • of de tumor is doorgegroeid naar omliggende organen, en of de tumor zich heeft verspreid naar verder weggelegen organen (uitzaaiingen)
  • of de tumor ook in de urinewegen aanwezig is

Beeldvormend onderzoek kan middels echografie, een CT-scan en een MRI-scan plaatsvinden.

Hoe werkt echografie?
Met echografie wordt middels geluidsgolven gekeken of een tumor in de nier aanwezig is. Het is vergelijkbaar met de echo die bij zwangere vrouwen wordt gedaan. Deze geluidsgolven zijn niet hoorbaar, maar de weerkaatsing (echo) maakt organen en/of weefsels zichtbaar op een beeldscherm. Zo kan de arts een mogelijke tumor zien.

Indicaties echografie
Met echografie kun je niet heel precies beoordelen of er sprake is van nierkanker, want hele kleine afwijkingen in de nier zijn niet goed zichtbaar. Daarom is meestal een CT-scan nodig om de nieren echt goed in beeld te brengen.

Bijwerkingen
Echografie is een eenvoudig, niet belastend onderzoek waarbij de radioloog een klein apparaatje over de huid beweegt.

Hoe werkt een CT-scan?
Een CT-scan (Computertomografie scan) of CT-urografie werkt via röntgenstraling en is weinig-belastend. Bij een CT-scan wordt een contrastvloeistof toegediend via een infuus in een ader om zo de zichtbaarheid van de organen te vergroten. Door het uitscheiden van de contrastvloeistof door de nieren kunnen deze goed worden onderzocht. Het is voor deze scan belangrijk dat de nieren goed functioneren en de patiënt niet allergisch is voor de contrastvloeistof. De arts dient daarom van eventuele nierproblemen of allergieën op de hoogte te zijn. Het gebruik van bloedglucose verlagende medicijnen kan op verzoek van de arts voor enkele dagen worden opgeschort.

Klik hier voor een video over de CT-scan.

Indicaties CT-scan
Met een CT-scan van de borstholte en buik kan de arts zien of de kanker vanuit de nier in het omringende vetweefsel of aangrenzende organen is gegroeid, en of er tekenen van uitzaaiingen te zien zijn. Ook kunnen vergrote lymfeklieren worden gevonden, wat aangeeft dat de ziekte vergevorderd is. Dit kan leiden tot wijzigingen in de behandeling. Nadat een CT-scan een niertumor heeft laten zien, moet weefselonderzoek leren om welk type niertumor het gaat. Dit weefselonderzoek kan plaatsvinden via een biopsie, of na een operatie waarbij de nier geheel of gedeeltelijk wordt weggehaald.

Bijwerkingen
Een CT-scan heeft in principe geen bijwerkingen. Alleen kan de contrastvloeistof voor licht ongemak zorgen zoals kriebel in de keel of een warm gevoel. In sommige gevallen gaat door de contrastvloeistof de nierfunctie iets achteruit. Wanneer de patiënt allergisch is voor contrastvloeistof, wordt vaak gekozen voor een MRI-scan.

Contrastvloeistof maakt aders en slagaders zichtbaar in de gemaakte scans. Voorafgaand aan de scan wordt de vloeistof direct in de ader geïnjecteerd, gewoonlijk in de arm. Wanneer mensen overgevoelig zijn voor contrastvloeistof, zal een scan worden uitgevoerd zonder toediening hiervan. Voor verantwoord gebruik van contrastvloeistof moeten de nieren ook goed werken (nierfunctie). Bij een verminderde nierfunctie kan de arts (of internist op de contrastpoli) besluiten om hiervan af te zien.

Hoe werkt een MRI-scan?
In sommige gevallen is het nodig om een MRI-scan uit te voeren. Een MRI-scan (Magnetic Resonance Imaging) werkt op basis van elektromagnetische straling. Door middel van de techniek kan de dwars- of lengtedoorsneden van het lichaam heel gedetailleerd zichtbaar worden gemaakt. Hierdoor is het mogelijk tumoren goed te zien. Een MRI scan is een goed alternatief voor de CT-scan, als de CT-scan niet kan vanwege allergieën voor de contrastvloeistof.

Klik hier voor een video over de MRI-scan.

Indicaties MRI-scan
Een MRI- scan is (net als de CT-scan) geschikt om te onderzoeken of de kanker vanuit de nier en in het omringende vetweefsel of aangrenzende organen is gegroeid, of dat tekenen van uitzaaiingen in de lymfeklieren of elders in het lichaam te zien zijn.

Bijwerkingen
Een MRI-scan is weinig belastend en heeft geen bijwerkingen. Tijdens een MRI-scan ligt de patiënt in een smalle koker die veel lawaai maakt. Het te scannen lichaamsdeel ligt in het midden van de tunnel. Een MRI-scan duurt meestal niet langer dan een uur. Sommige patiënten vinden dit benauwend. Heel soms maken radiologen wel eens gebruik van contrastvloeistof.

Hoe werkt een biopsie?
Bij een nierbiopsie wordt onder plaatselijke verdoving, door middel van een punctie (prikken) met een naald, weefsel uit de nier gehaald en naar het laboratorium gestuurd voor onderzoek. De punctie kan geleid (in beeld gebracht) worden door een echo of CT-scan te gebruiken. Dit is afhankelijk van de aanwezige expertise bij o.a. de arts. De patholoog analyseert het weefsel en kijkt naar het type tumor en de agressiviteit van de tumorcellen. Nierbiopsie is geen standaardonderzoek bij de diagnose van nierkanker.

Indicaties biopsie
In de volgende situaties kan worden overwogen om een nierbiopsie te ondergaan:

  • de resultaten van de scan zijn onvoldoende duidelijk.
  • indien de uitslag van eerder onderzoek tot wijziging van beleid of aanpak leidt.
  • er is sprake van een kleine tumor waarbij actieve bewaking voldoende wordt geacht.
  • er is sprake van een kleine tumor die behandeld kan worden met een therapie die direct de tumor doodt door bevriezing (cryotherapie) of verhitting (radio frequente ablatie).
  • er is sprake van een uitgezaaide kanker bij een patiënt die niet meer in aanmerking komt voor een nieroperatie. In dat geval is een biopsie nodig om uit te vinden wat voor tumor het is, en welke behandeling het beste is.


Bijwerkingen
Bij een nierbiopsie is er een kans op nabloeding.

Hoe werkt een cystoscopie?
Bij een cystoscopie bekijkt de arts de blaasholte. Dit gebeurt met een dunne kijkbuis waaraan een kleine camera zit, een cystoscoop geheten. De kijkbuis wordt via de plasbuis tot in de blaasholte geschoven, nadat in de plasbuis wat verdovende gel is gedaan. Het onderzoek duurt ongeveer vijf tot tien minuten en doet geen pijn. Patiënten liggen hierbij op een onderzoekstafel.

Indicaties cystoscopie
Artsen raden cystoscopie aan als de echografie en CT-scan niet wijzen op een niertumor, maar er wel bloed is gevonden in de urine. Bloed in de urine kan namelijk ook wijzen op een afwijking in de blaas, wat met een cystoscoop is te zien.

Bijwerkingen
Het onderzoek is niet pijnlijk, maar de meeste mensen vinden het wel onprettig.

3

Na het diagnostisch onderzoek bespreekt de uroloog de diagnose met de patiënt.

In de bespreking over de diagnose kunnen onderstaande resultaten worden besproken. Punt B en C zijn alleen bekend wanneer een biopt is afgenomen.

A. Het stadium van de tumor en het type kanker
B. Het type tumor
C. De agressiviteit van de tumor en de prognose
D. Het voorlopige behandelplan uit het multidisciplinair overleg (MDO)

Soms wordt een tumor gevonden, maar is geen sprake van kanker. In dat geval is een niet-kwaadaardige tumor gevonden. Wanneer het wel om een kwaadaardige tumor gaat, bepaalt de uroloog of oncoloog aan de hand van de diagnostische onderzoeken in welk stadium de kanker zich bevindt. Dit is belangrijk voor het behandelplan. Afhankelijk van het stadium, de individuele medische geschiedenis en de prognose wordt namelijk een behandelplan voorgesteld. Hiervoor wordt het zogenoemde ‘TNM-stadiëringssysteem’ gebruikt.

Met de TNM-classificatie wordt bepaald:

  • in welke mate de tumor zich beperkt tot de nier (T);
  • of tumorcellen aanwezig zijn in de bijgelegen lymfeklieren in de buurt van de nieren (N);
  • of uitzaaiingen op afstand zijn. Uitzaaiingen worden ook wel metastases (M) genoemd.


Op basis van de TNM-classificatie worden vier stadia onderscheiden:

  • Stadium 1: De tumor is beperkt tot de nier en is 7 centimeter of kleiner. Er zijn geen uitzaaiingen.
  • Stadium 2: De tumor is nog steeds beperkt tot de nier, maar is groter dan 7 centimeter. Er zijn geen uitzaaiingen.
  • Stadium 3: De tumor groeit in de naastgelegen grote bloedvaten, maar niet in de bijnier of voorbij het bindweefsel rondom de nier. Er is wel of geen uitzaaiing in de lymfeklieren.
  • Stadium 4: De tumor groeit voorbij het bindweefsel rondom de nier en de bijnier. Er zijn meerdere uitzaaiingen in de nabijgelegen lymfeklieren en/of er zijn uitzaaiingen op afstand.

Op basis van bovengenoemde stadia, kan de patiënt de volgende drie diagnoses krijgen:

  • Lokale nierkanker: De tumor in stadium 1 of 2.
  • Lokaal gevorderde nierkanker: De tumor zit in stadium 3.
  • Uitgezaaide nierkanker: De tumor zit in stadium 4.

Fig. 1: Stadium 1: De tumor is beperkt tot de nier en is 7 centimeter of kleiner. Er zijn geen uitzaaiingen.

 


Fig. 2: Stadium 2: De tumor is nog steeds beperkt tot de nier, maar is groter dan 7 centimeter. Er zijn geen uitzaaiingen.


Fig. 3: Stadium 3: De tumor groeit in de naastgelegen grote bloedvaten, maar niet in de bijnier of voorbij het bindweefsel rondom de nier. Er is wel of geen uitzaaiing in de lymfeklieren.


Fig. 4: Stadium 4: De tumor groeit voorbij het bindweefsel rondom de nier en de bijnier. Er zijn meerdere uitzaaiingen in de nabijgelegen lymfeklieren en/of er zijn uitzaaiingen op afstand.

Na een biopsie of een operatie waarbij de nier (gedeeltelijk) wordt weggehaald, onderzoekt de patholoog het type tumorcel. In tachtig procent van de gevallen is het type tumor heldercellig niercelcarcinoom, wat betekent dat de binnenkant van de tumor min of meer helder uit ziet. De patiënt kan echter ook een zeldzamer tumortype hebben. Elf procent van de nierkankerpatiënten hebben een zogenoemd Papillair niercelcarcinoom, en vier procent heeft een zogenoemd Chromofoob niercelcarcinoom. Patiënten met zo’n zeldzamer tumortype krijgen mogelijk een ander behandelplan voorgesteld dan in deze informatie staat beschreven. Het multidisciplinaire zorgteam zal hier dan meer informatie over geven.

Om het verloop van de ziekte en de overlevingskansen beter te kunnen inschatten, kijken artsen naar de agressiviteit van de tumor: de snelheid waarmee de tumorcellen groeien. De agressiviteit kan worden vastgesteld met een biopsie of met weefselonderzoek na een operatie. Vaak is er een verband tussen tumor agressiviteit en het stadium waarin de kanker zich bevindt. Dat is logisch, hoe sneller de tumor groeit, hoe groter hij is en hoe eerder hij zal leiden tot uitzaaiingen. Om de snelheid van delen te bepalen, wordt gekeken naar de differentiatiegraad (Fuhrman graad), de mate waarin normale niercellen zijn uitgegroeid tot niertumorcellen. Tumorcellen lijken namelijk in meerdere of mindere mate op gezonde cellen. Hoe minder ze erop lijken, hoe kwaadaardiger. Een ander woord voor differentiatiegraad is tumorgradering. Een patholoog stelt de tumorgradering vast door de kankercellen onder de microscoop te onderzoeken. Kwaadaardige tumoren worden meestal in 3 graderingen ingedeeld:

  • Graad 1: de kankercellen zijn goed gedifferentieerd. Dat betekent dat de tumorcellen voor een groot deel lijken op gezonde cellen van het orgaan waarin ze zijn ontstaan. De kankercellen groeien meestal langzaam. Graad 1 heet ook wel laaggradig.
  • Graad 2: de kankercellen zijn matig gedifferentieerd. Ze lijken steeds minder goed op gezonde cellen. De kankercellen groeien meestal sneller dan normale cellen en plakken snel aan elkaar. Graad 2 heet ook wel intermediair.
  • Graad 3: de kankercellen zijn slecht gedifferentieerd. Ze lijken vrijwel niet meer op gezond weefsel. Deze kankercellen groeien bijna altijd veel sneller dan normale cellen. Graad 3 heet ook wel hooggradig.
  • Daarnaast bestaat ook nog een graad 4: dit zijn ongedifferentieerde cellen die helemaal niet meer lijken op de gezonde cellen. 

Artsen gebruiken ook wel de zogeheten Fuhrman celkern indeling voor de gradering van de kankercellen. De Fuhrman celkern indeling deelt kankercellen in vier graden. Hoe hoger de graad des te agressiever de tumor en des te sneller de groei. De patholoog kijkt hiervoor naar de kern van de kankercellen, en niet naar de hele cel. Hoe de celkern eruit ziet, zegt iets over hoe actief de cellen eiwitten maken, en dus groeien. Criteria die bij de Fuhrman indeling worden gebruikt zijn:

  • De omvang en vorm van de celkern
  • Het aantal en de omvang van de nucleoli. Dit zijn organellen in de celkern die ribosomen maken, de eiwitfabriekjes van de cel. Meer nucleoli betekent een actievere aanmaak van eiwitten.
  • De mate van klontering van chromatine. Chromatine bevat het DNA van een celkern, en de aan DNA gerelateerde eiwitten. Hoe meer chromatine geklonterd is, hoe sneller de cel groeit.

Ook in deze Fuhrman celkern indeling lijken de kankercellen in graad 1 nog duidelijk op die van normale niercellen, terwijl ze bij graad 4 een zodanige structuur hebben dat normale niercellen niet meer zijn te onderscheiden.

Prognose
Patiënten willen graag weten wat hun kans is op overleving. Artsen gebruiken voor deze prognose het percentage patiënten dat nog in leven is vijf jaar na een bepaalde behandeling. Om tot deze prognose te komen kijken ze naar de agressiviteit van de tumor, het stadium van de tumor en de individuele medische geschiedenis.

Risicogroepen
Patiënten waarbij er geen sprake is van verspreiding naar de lymfeklieren en van uitzaaiingen, worden verdeeld in drie groepen:

  • In de lage-risico groep is de tumor kleiner dan 7 centimeter (stadium 1), de patiënt heeft een goede gezondheid en de tumorcel is niet agressief. De kans dat deze patiënten na vijf jaar nog in leven zijn is 90 %. Als de tumor kleiner is dan 4 á 5 centimeter is de overlevingskans zelfs meer dan 90 %.
  • In de midden-risico groep is de tumor ook beperkt tot de nier. Maar de patiënt heeft een minder goede gezondheid, en de tumor is wat agressiever. De overlevingskans voor deze patiënten is 80 %.
  • In de hoge-risico groep is de tumor door het kapsel van de nier heen gegroeid (maar zonder verspreiding naar de lymfeklieren of uitzaaiingen), is de patiënt niet in goede gezondheid en is de tumor agressief. De overlevingskans na vijf jaar is dan 50-60 %.

Patiënten met een verspreiding van de tumor naar lymfeklieren en/of naar verder weggelegen gebieden zoals botten, long of lever, worden ook verdeeld in drie risicogroepen. Lage-risico patiënten hebben een tumor in stadium 3, met verspreiding naar 1 lymfeklier en verder geen aantoonbare uitzaaiingen. Hun overlevingskans na vijf jaar is ongeveer 30 %. Hoge-risico patiënten hebben een tumor in stadium 4, een zwakke gezondheid, agressieve tumorcellen en uitzaaiingen naar gebieden buiten de nieren. Hun overlevingskansen zijn nihil. De overlevingskansen van de midden-risico patiënten die hiertussen in zitten zijn ongeveer 20 %.

Deze percentages zijn gemiddelden. Per individuële patiënt kan de overleving sterk variëren. Elke patiënt heeft kans na vijf jaar nog steeds in leven te zijn. Daarbij geldt ook: hoe langer de ziekte aantoonbaar niet terug is gekomen, hoe groter de kans dat hij ook echt niet meer terug komt.

Om ervoor te zorgen dat de patiënt de allerbeste behandeling krijgt is overleg tussen artsen met verschillende specialisaties nodig. Dit wordt multidisciplinair overleg (MDO) genoemd. Het MDO is een bespreking waarbij urologen, radiotherapeuten, radiologen, pathologen, oncologen en een oncologieverpleegkundige of verpleegkundig specialist zoeken naar de beste behandeling. Hierbij wordt gekeken naar de leeftijd, medische voorgeschiedenis en specifieke kenmerken van de nierkanker. Ook wordt afgesproken wie als hoofdbehandelaar/contactpersoon voor de patiënt fungeert. Uit het eerste MDO komt een voorlopig behandelvoorstel. Vaak wordt contact opgenomen met de huisarts, zodat die geïnformeerd is over de huidige situatie. De patiënt bespreekt het voorlopige behandelvoorstel samen met de uroloog of oncoloog en krijgt de tijd om erover na te denken. Daarna kan een besluit volgen over het definitieve behandelvoorstel.

Na een behandeling
Na een behandeling krijgt de patiënt altijd een nagesprek op de poli. Hier wordt de operatie nabesproken, evenals de uitslag van het weefselonderzoek. De arts bespreekt met de patiënt de kansen op terugkeer van de tumor en op uitzaaiingen. In het kader van het ‘Samen Beslissen”, kiezen arts en patiënt samen voor eventuele vervolgonderzoeken en extra behandelingen. Daarbij kan het ziekenhuis dat behandelt een ander ziekenhuis zijn dan het ziekenhuis waar de diagnose wordt gesteld. Sommige behandelingen worden namelijk maar in een paar selecte ziekenhuizen verricht.

De behandelkeuze herzien
Indien er alleen beeldvormend onderzoek is geweest, kan de uroloog al direct met de patiënt besluiten tot het gedeeltelijk of geheel weghalen van de nier en tumor. Als dan tijdens de operatie en uit weefselonderzoek door de patholoog blijkt dat de tumor verder gevorderd is dan aanvankelijk gedacht, kan de behandelkeuze herzien worden.

4

De behandeling van nierkanker hangt af van het stadium en subtype van de ziekte en de individuele eigenschappen van de patiënt. De verschillende behandelingsmogelijkheden worden hieronder per type nierkanker besproken: 1) lokale nierkanker, 2) lokaal gevorderde nierkanker en 3) uitgezaaide nierkanker.

Voortdurend worden nieuwe behandelingen ontwikkeld en getest in klinische studies. Sommige van die behandelingen zijn op experimentele basis voor de patiënt in enkele ziekenhuizen beschikbaar, ondanks een gebrek aan wetenschappelijk bewijs om een aanbeveling te doen. Deze experimentele behandelingen zijn in de praktijk veilig gebleken, alleen is de effectiviteit ervan nog niet bewezen aangetoond ten opzichte van de standaardbehandeling, die normaal wordt gegeven. 

Experimentele behandelingen

Patiënten kunnen eventuele deelname aan deze onderzoeken met de arts bespreken. Deze experimentele behandelingen worden maar in een enkel, hierin gespecialiseerd ziekenhuis in Nederland gedaan. Voordeel van de nieuwe technieken is dat ze weinig belastend zijn voor de patiënt. Nadeel is dat ze nog erg nieuw zijn, en dat daarom nog weinig bekend is over de effectiviteit van de behandeling. Ook worden ze niet altijd vergoed door de verzekeraar. 

Experimentele behandelingen zijn:

  • High Intensity Focused Ultrasound (HIFU). Bij deze behandeling verhit de arts de tumor met hoog energetische ultrasone geluidsgolven via de endeldarm. Door de hitte gaan de kankercellen dood. De afgestorven cellen verdwijnen vanzelf. De arts gebruikt een MRI-scanner om de tumor gericht weg te branden. De behandeling vindt plaats onder sedatie (een roesje) of algehele narcose.
  • Irreversibele elektroporatie (IRE). Hierbij worden kankercellen gedood met elektrische pulsen. Bij deze behandeling plaatst de radioloog samen met uroloog enkele stroom geleidende naalden in het tumorweefsel, waarna meerdere korte stroomstootjes van circa 3000 volt worden gegeven. Hierdoor verandert de structuur van de tumorcellen en gaan ze dood.
  • Er wordt veel onderzoek gedaan naar nieuwe vormen van immunotherapie en verbetering van bestaande vormen. Een aantal vormen zijn officieel geregistreerd voor de behandeling van nierkanker, zoals nivolumab en interferon-alfa. Andere zijn nog in ontwikkeling en worden alleen gegeven als experimentele therapie. Hieronder vallen vaccins, TIL therapie en T-cel receptor (TCR) gentherapie. Klik hier voor meer over de verschillende vormen van immunotherapie.

Alternatieve geneeswijzen

In deze richtlijn staat geen informatie over alternatieve geneeswijzen (niet te verwarren met experimentele behandelingen). De samenstellers van de informatie (inhoudelijk deskundigen) zijn van mening dat er geen effectieve alternatieve behandelingen voor nierkanker zijn. Dergelijke behandelingen kunnen een reguliere behandeling nooit vervangen en worden dan ook afgeraden.

Mocht er toch behoefte zijn aan verkenning of gebruik hiervan – naast de reguliere behandeling, dan is het zeer belangrijk dat de medisch behandelaar (uroloog of een andere specialist) hiervan op de hoogte is en het bespreekbaar wordt gemaakt. De medisch behandelaar kan een adviserende rol vervullen en eventueel mogelijke gevaren van de alternatieve behandeling vroegtijdig opsporen.

Bij lokale nierkanker beperkt de tumor zich tot de nier en is geen sprake van uitzaaiing naar andere organen. De tumor is kleiner dan 7 centimeter (stadium T1), maar hij kan ook groter zijn dan 7 centimeter (stadium T2). Genezing is bij lokale nierkanker nog goed mogelijk. De behandelingen van lokale nierkanker hebben dan ook genezing als doel. Dergelijke behandelingen worden curatieve behandelingen genoemd. Afhankelijk van het tumorstadium kan de arts de volgende behandelingen voorstellen:

  • Actief volgen van de tumor (Active Surveillance).
  • Niersparende behandeling. Dit gebeurt door een niersparende operatie (partiele nefrectomie), of door de tumor te bevriezen (cryotherapie) of te verhitten (radiofrequente ablatie of microwave ablatie).
  • Radicale nefrectomie: chirurgische verwijdering van de hele nier met de tumor.

Fig.5: Stadium 1 lokale nierkanker

 

 

Fig. 6: Stadium 2 lokale nierkanker

Een operatie of doelgerichte tumorbehandeling is niet altijd de beste optie. Deze ingrepen kunnen immers ook complicaties met zich meebrengen. Wanneer de tumor kleiner is dan 4 centimeter kan men een behandeling nog even uitstellen. Een patiënt kan ook in een te slechte conditie zijn voor een ingreep, bijvoorbeeld vanwege een andere ziekte. Ook in dat geval kunnen arts en patiënt besluiten de tumor alleen actief te volgen, en pas over te stappen op een behandeling als de tumor groter wordt of als de patiënt wel weer in goede conditie is. Vaak is de bevriezing of verhitting van de tumor dan een goede keus. Een dergelijke ingreep zorgt vaak voor een sneller herstel dan een operatie, en hij is ook minder zwaar voor een patiënt.

Actief volgen wil zeggen dat regelmatig een controle wordt uitgevoerd. Voor iedere consultatie wordt een CT-scan of echo van de buik gemaakt om de groei van de tumor te controleren. Van de borst kan een röntgenfoto worden gemaakt om de longen te controleren. De kans dat de kanker snel groeit bij een kleine tumor is erg klein, en mocht dat wel zo zijn dan kan er alsnog een genezende behandeling worden ingesteld. Actief volgen is dus iets anders dan een afwachtend beleid, waarbij men pas gaat behandelen als er symptomen van de nierkanker optreden. Ook bij patiënten met een matig of hoog risico wordt actief volgen overwogen als de patiënt vanwege zijn of haar hoge leeftijd of om andere redenen te veel kans heeft aan een operatie of behandeling te overlijden. Sommige patiënten vinden het een vervelend idee dat ze kanker hebben maar geen ‘echte’ behandeling krijgen. De behandelend arts kan precies uitleggen wat de voor- en nadelen van de verschillende behandelingen zijn.

Hoe werkt partiële nefrectomie?
Bij een niersparende operatie, ofwel partiële nefrectomie, verwijdert de chirurg alleen dat deel van de nier dat is aangetast door de tumor. Zo veel mogelijk van het gezonde nierweefsel blijft dan intact waardoor er minder complicaties zijn dan bij het helemaal weghalen van de nier. Een niersparende operatie wordt alleen in centra uitgevoerd die voldoende ervaring en expertise hebben met deze behandeling. Meestal is de operatie effectief. De kans dat de tumor weer terug komt is 5 á 10 procent.

Partiële nefrectomie kan op verschillende manieren worden uitgevoerd:

  • open (via de buik)
  • met een laparoscoop, dit is een holle buis (een ‘kijkoperatie’)
  • met behulp van de Da Vinci-operatierobot, een hightech systeem dat de arts helpt moeilijke ingrepen via een kijkoperatie te verrichten.

Fig. 7: partiële nefrectomie

Bij een open operatie maakt de chirurg een snede in de buikwand om direct toegang te krijgen tot de nier. Bij een kijkoperatie (laparoscopisch) plaatst de chirurg via kleine sneetjes instrumenten zoals een dunne kijkbuis met camera in de buikholte. Met een camera kan de chirurg de gehele nier op een scherm bekijken. Zo’n kijkoperatie wordt ook wel met een robot uitgevoerd. Welke manier van opereren wordt toegepast is afhankelijk van de beschikbare apparatuur in het ziekenhuis en de ervaring van de uroloog De verschillende technieken geven dezelfde kans op genezing. De operatie wordt goed voorbereid. Meestal verblijft de patiënt enkele dagen in het ziekenhuis.

 

Fig. 8: laparoscopische partiële nefrectomie

 

Indicaties partiële nefrectomie
Voor een niersparende operatie wordt gekozen als de tumor klein is (tot vier centimeter) en op een gunstige plaats in of op de nier ligt. Artsen raden ook een niersparende operatie aan als de andere nier niet goed functioneert en patiënten dus niet nog een nier kunnen missen.

Bijwerkingen
De operatie kan een aantal weken tot lichte pijn in de flank leiden. Wat de genezing helpt is veel drinken (1-2 liter per dag, vooral water), niks zwaarder tillen dan 5 kilogram en geen zware inspannende oefeningen doen. Daarnaast is het goed eventuele voorgeschreven medicatie met de arts te bespreken. Bij koorts, zware bloedverlies en pijn, dient de patiënt contact op te nemen met de arts.

Ablatieve of focale therapie is een term voor verscheidene technieken om kleine tumoren te vernietigen in de nier zonder dat ze verwijderd worden. Omdat de tumorcellen direct worden aangepakt, blijft de schade aan de nier en andere weefsels beperkt. Patiënten met een kleine niertumor (minder dan 4 centimeter) en patiënten waarbij een operatie geen optie is vanwege de leeftijd of de slechte gezondheidstoestand komen voor focale therapie in aanmerking. Focale behandeling is minder ingrijpend dan een partiele nefrectomie waardoor patiënten sneller herstellen. Verschillende typen focale behandelingen zijn mogelijk:

  • Cryotherapie waarbij de tumor wordt bevroren (geen standaard behandeling)
  • Radiofrequente ablatie (RFA) of Microwave ablatie (MWA), waarbij de tumor wordt verhit (geen standaard behandeling)

Cryotherapie: bevriezen van de tumor

Hoe werkt cryotherapie?
Bij deze behandeling, cryotherapie of cryoablatie geheten, wordt de tumor bevroren met vloeibaar gas, meestal vloeibare stikstof of argon. Het gas wordt gebruikt om een ijsbal te creëren aan de tip van gesloten naalden. Het gas komt zo niet in het lichaam. Zo wordt via de naalden de tumor bevroren, waarna hij met behulp van helium-gas weer wordt ontdooid.

De behandeling kan plaatsvinden via een kijkoperatie (laparoscopisch) of via de huid, met een CT- of MRI-apparaat. De kijkoperatie vindt op de operatiekamer plaats en er wordt echt geopereerd. Bij de CT/echo-geleide cryoablatie plaatst de uroloog en/of radioloog onder narcose de naalden via de huid heel precies op de tumor. De opnameduur is kort, meestal zo’n een of twee dagen. Vaak wordt voorafgaand aan de cryotherapie het type tumor onderzocht met een biopsie.

Cryotherapie is minder belastend dan een nieroperatie, die gepaard gaat met pijn en risico’s zoals bloedverlies of urinelekkage. De techniek wordt sinds begin jaren 90 toegepast voor een selecte groep patiënten. Vooralsnog is het niet de standaard behandeling volgens de internationale richtlijnen, die van de Europese Associatie Urologie EAU). Er zijn echter steeds meer goede lange-termijn resultaten bekend, en in sommige gevallen lijkt het daarom een goed alternatief voor een nieroperatie. Deze behandeling wordt maar in enkele, gespecialiseerde ziekenhuizen in Nederland gedaan.

Fig. 9: bij cryotherapie wordt de tumor bevroren

Indicaties cryotherapie

Wanneer de tumor klein is (tot ongeveer 4 centimeter), en ook op een gunstige plaats op of in de nier zit, kan de uroloog cryotherapie voorstellen.  Cryotherapie kan meerdere malen worden uitgevoerd, bijvoorbeeld als de tumor terug komt of als de eerste behandeling niet succesvol was.

Bijwerkingen
Cryotherapie is veilig, maar er zijn risico’s op complicaties. De meest voorkomende zijn bloedingen en de ophoping van bloed in de nier. Tijdens de behandeling is er een risico op beschadiging van de urineleider.

Radiofrequente ablatie / microwave ablatie

Hoe werkt radiofrequente ablatie?
RFA (radiofrequente ablatie) is een behandeling van nierkanker door hitte. De radioloog plaatst met hulp van een CT-scan of echografie naalden in de tumor om hem te verhitten, waardoor de tumor wordt vernietigd. Dit gebeurt met hoogfrequente radiogolven. De behandeling kan via een (kijk)operatie plaatsvinden of rechtstreeks via een snee in de huid. De opnameduur is kort, meestal zo'n een tot twee dagen.

Bij MWA (microwave ablatie) wordt de tumor ook verhit, maar dan door middel van microgolven in plaats van radiogolven.

Fig. 10: bij radiofrequente ablatie wordt de tumor vernietigd door verhitting

Indicaties RFA / MWA
De arts kan RFA / MWA voorstellen als er sprake is van een kleine niertumor (tot 4 centimeter) en wanneer een operatie geen optie is vanwege de leeftijd of de slechte gezondheidstoestand van de patiënt. RFA / MWA kan meerdere malen worden uitgevoerd, bijvoorbeeld als een tumor terugkeert, of als de eerste behandeling niet succesvol was.

Bijwerkingen
Het voordeel van de technieken RFA / MWA is dat de ingrepen minder belastend zijn dan een nieroperatie. De nier hoeft niet (gedeeltelijk) verwijderd te worden, met de pijn en de risico’s die daarbij horen zoals bloedverlies of urinelekkage. Het nadeel is dat deze technieken nog maar kort toegepast worden. Het zijn nog geen standaard behandelingen. Er kan nog geen vergelijking gemaakt worden met de behandeling waarbij de nier (gedeeltelijk) wordt verwijderd. Of de kans op terugkeer van de tumor groter of kleiner is, is dus niet bekend. De procedures zijn veilig, maar er is altijd een risico op complicaties. De meest voorkomende complicaties zijn pijn rond het behandeld gebied en een prikkelend of tintelend gevoel van de huid. Er kunnen bloedingen op treden, en in zeldzame gevallen kan dit leiden tot bloedtransfusie. Tijdens de behandeling is er een risico op beschadiging van de urineleider of andere organen.

Hoe werkt radicale nefrectomie?
Bij lokale kanker is een niersparende operatie niet altijd mogelijk, omdat de tumor al te groot is, of op een verkeerde plaats ligt, zoals dicht bij de bloedvaten. In dat geval wordt radicale nefrectomie aangeraden, een operatie waarbij de gehele nier met de tumor en het omliggende weefsel worden verwijderd. Als er geen uitzaaiingen zijn biedt chirurgische verwijdering van de nier een grote kans op genezing. De kans dat de tumor terug komt na zo’n operatie is 5 tot 10% afhankelijk van het exacte stadium en de weefseluitslag. Problemen hoeft het verwijderen van de nier niet te geven. Gelukkig kunnen de meeste mensen heel goed leven met slechts 1 nier. Wel moeten patiënten jaarlijks nog terug komen voor controle, en ze moeten oppassen met bepaalde medicijnen die toxisch zijn voor de nier, zoals niet-steroïdale ontstekingsremmende geneesmiddelen (nsaid’s).

Fig. 11: radicale nefrectomie

 

Het weghalen van de nier gebeurt onder algehele narcose. Meerdere chirurgische ingrepen kunnen nodig zijn om de hele tumor te verwijderen. En soms moeten ook nog de vergrote lymfeklieren of de bijnier verwijderd. Radicale nefrectomie kan op verschillende manieren worden uitgevoerd:

  • open (via de buik)
  • met een laparoscoop , dit is een holle buis (een ‘kijkoperatie’)
  • met behulp van de Da Vinci-operatierobot , een hightech systeem dat de arts helpt moeilijke ingrepen via een kijkoperatie te verrichten.

 

Fig. 12: laparoscopische radicale nefrectomie

Bij een open chirurgische procedure snijdt de chirurg in huid en weefsel om bij de nieren te komen. Eerst worden de grootte van de tumor en de eventuele uitzaaiingen vastgesteld, waarna de uroloog de buikwand open snijdt om bij de nier te komen. Bij laparoscopische chirurgie hoeft dat niet. In plaats daarvan plaatst de chirurg een holle buis met camera via kleine insneden in de buik. Laparoscopische chirurgie kan ook uitgevoerd worden met hulp van een robot. Welke manier van opereren wordt toegepast is afhankelijk van de beschikbare apparatuur in het ziekenhuis en de ervaring van de uroloog. De verschillende technieken geven dezelfde kans op genezing. De operatie wordt goed voorbereid.

Wanneer met een CT-scan is aangetoond dat de lymfeklieren zijn vergroot, en wanneer er dus mogelijk tumorcellen in de klieren zitten, kan de arts voorstellen ze te verwijderen. Soms wordt tijdens de nieroperatie vergrote lymfeklieren geconstateerd en besluit de chirurg ze direct te verwijderen. Bij uitzaaiing naar de bijnier kan ook deze worden verwijderd. De overgebleven bijnier neemt dan zijn taak over, dus dit is geen probleem. In geval van cytoreductieve nefrectomie - het weghalen van de nier als er uitzaaiingen zijn - kan het bovendien nodig zijn omliggende organen zoals de milt of de pancreas, of delen van de ingewanden of lever te verwijderen.

Indicaties radicale nefrectomie
Wanneer de tumor bij lokale nierkanker niet verwijderd kan worden zonder de nier intact te laten en dus partiële nefrectomie niet mogelijk is.

Bijwerkingen
Meestal verblijft de patiënt enkele dagen in het ziekenhuis. Daarna kan de operatie nog een aantal weken tot lichte pijn in de flank leiden. Wat de genezing helpt is veel drinken (1-2 liter per dag, vooral water), niks zwaarder tillen dan 5 kilogram en geen zware oefeningen doen. Daarnaast is het goed eventuele voorgeschreven medicatie met de arts te bespreken. De patiënt dient contact op te nemen met de arts bij koorts en zware bloedverlies en pijn. Omdat de patiënt na deze operatie nog maar 1 nier heeft, is er een verhoogd risico op chronische nierziekte. Een verminderde nierfunctie is ook een risicofactor voor hart- en vaatziekten. Maar dat zijn hele kleine risico’s. In het algemeen merken patiënten er niks van dat ze nog maar 1 nier hebben. Ze krijgen ook geen speciale leefregels mee.

Bij lokaal gevorderde nierkanker is de tumor uitgezaaid naar of voorbij de bloedvaten, weefsels, organen of lymfeklieren rond de nieren. Het kan een stadium 3 of 4 tumor zijn, afhankelijk van hoe ver buiten de nier de tumor zich heeft verspreid.

Bij stadium 3 groeit de tumor in de naastgelegen grote bloedvaten (een tumorthrombus in de ader van de nier of holle ader) maar niet in de bijnier en niet voorbij het bindweefsel rondom de nier. Er is wel of geen uitzaaiing in een nabijgelegen lymfeklier.


Bij stadium 4 groeit de tumor voorbij het bindweefsel rondom de nier en in de bijnier. Er kunnen uitzaaiingen zijn in de nabijgelegen lymfeklieren of een tumorthrombus in de ader van de nier of holle ader.

Fig. 13: stadium 3 nierkanker

Fig. 14: stadium 4 nierkanker

Twee behandelingen zijn standaard bij lokaal gevorderde nierkanker:

  • Radicale nefrectomie: weghalen van de nier en het omringende weefsel
  • Embolisatie: afsluiten van het bloedvat naar de tumor

Daarnaast kunnen arts en patiënt besluiten te kiezen voor waakzaam wachten en de ziekte alleen nauwkeurig volgen met controle-onderzoeken. Dit is bij lokaal gevorderde nierkanker alleen een optie indien de patiënt zelf (nog) geen nieroperatie wil ondergaan, of wanneer dit te risicovol is voor de patiënt. In enkele situaties, als een operatie niet mogelijk is, kan ook medicamenteuze therapie overwogen worden.

Hoe werkt radicale nefrectomie?
Een radicale nefrectomie houdt in dat de nier met de tumor inclusief het omliggende weefsel verwijderd worden. Afhankelijk van de verspreiding van de tumor in lymfeklieren, worden ook lymfeklieren weggehaald. Bij een uitbreiding in de holle ader of ader van de nier (tumorthrombus) moet de thrombus worden verwijderd. Hiervoor kan, afhankelijk van de uitbreiding, samenwerking met een vaatchirurg of cardioloog noodzakelijk zijn.

Fig. 15 : radicale nefrectomie

Indicaties radicale nefrectomie
Bij een lokaal gevorderde nierkanker is partiële nefrectomie vaak niet mogelijk en wordt de gehele nier volledig verwijderd, ofwel een radicale nefrectomie.

Bijwerkingen
Meestal verblijft de patiënt enkele dagen in het ziekenhuis. Daarna kan de operatie nog een aantal weken tot lichte pijn in de flank leiden. Wat de genezing helpt is veel drinken (ongeveer 2 liter per dag, vooral water), niks zwaarder tillen dan 5 kilogram en geen zware oefeningen doen. Daarnaast is het goed eventuele voorgeschreven medicatie met de arts te bespreken. De patiënt dient contact op te nemen met de arts bij koorts en zware bloedverlies en pijn.

Hoe werkt embolisatie?
Embolisatie is een beperkt belastende behandeling waarbij de afdeling Radiologie een kleine katheter in de lies brengt om de bloedvaten rond de nieren te bereiken. Met contrastvloeistof en röntgenapparatuur maakt de arts de bloedvaten zichtbaar, zodat hij of zij het juiste bloedvat kan afdichten. De patiënt wordt voor deze ingreep 1 of 2 dagen opgenomen op de verpleegafdeling Urologie.

Indicaties embolisatie
Emobilisatie is een optie als patiënten blijven bloeden uit de nier, wat zichtbaar is in de urine, en als opereren (nog) geen optie is. Embolisatie is palliatief - het stopt of vermindert de symptomen. Het is niet curatief (genezend), wat een operatie wel kan zijn.

Bijwerkingen
Na de embolisatie kan er een aantal bijwerkingen optreden zoals koorts, plaatselijke, pijn, een onwel gevoel en misselijkheid. Deze symptomen verdwijnen meestal na 36 tot 48 uur. Voor deze klachten schrijft de uroloog zo nodig medicijnen voor. Lees hier meer over embolisatie

Als nierkanker uitzaait gebeurt dat meestal naar de longen, botten lymfeklieren of de hersenen. Uitzaaiingen zijn te zien op een CT-scan en wordt bij de eerste diagnose of tijdens een vervolgbezoek van behandeling geconstateerd. Uitzaaiingen worden vaak geconstateerd als de patiënt symptomen heeft. Die symptomen kunnen algemene symptomen van kanker zijn zoals vermoeidheid of gewichtsverlies. Of de uitzaaiingen kunnen specifieke symptomen veroorzaken, afhankelijk van waar de kanker is uitgezaaid. De meest voorkomende symptomen zijn aanhoudend hoesten wanneer de kanker is uitgezaaid naar de longen, of pijn in de botten als de kanker is uitgezaaid naar de botten. Bij een uitgezaaide nierkanker horen de volgende behandelingen:

  • Chirurgische verwijdering van de nier
  • Symptoombehandeling met medicatie, radiotherapie of embolisatie.

Welke behandelingen de arts voorstelt, zal afhangen van het risicoprofiel van de patiënt (laag, midden- of hoog risico). Patiënten die nog fit zijn, weinig uitzaaiingen hebben en een niet zo agressieve tumor horen tot de laagste risicogroep; patiënten met meer uitzaaiingen, een agressievere tumor en een minder goede gesteldheid, horen tot de hoogste risicogroep. Daarnaast kunnen arts en patiënt besluiten te kiezen voor waakzaam wachten en de ziekte alleen nauwkeurig volgen met controle-onderzoeken.

 

Fig. 16: nierkanker kan uitzaaien naar de longen, botten of de hersenen

Hoe werkt radicale nefrectomie?
Het weghalen van de nier en omringend weefsel, radicale nefrectomie geheten, wordt bij uitgezaaide nierkanker cytoreductieve nefrectomie genoemd. De nier wordt niet verwijderd om te genezen (er blijven immers uitzaaiingen), maar om de grootte van de tumor te verminderen en de symptomen te verlichten. Daarom kan deze operatie worden aangeraden. Dit gebeurt echter alleen als de patiënt fit genoeg is voor een operatie en als de tumor ook daadwerkelijk kan worden verwijderd. Bij deze operatie kan het nodig zijn om omliggende organen zoals de milt of de pancreas, of delen van de ingewanden of de lever te verwijderen.

 

Fig. 17: radicale nefrectomie

Indicaties radicale nefrectomie
Bij uitzaaiingen wordt verwijdering van de nier aanbevolen om de grootte van de tumor te verminderen en symptomen te verlichten. Deze operatie, die dan cytoreductieve nefrectomie wordt genoemd, is alleen mogelijk als de patiënt fit genoeg is om de operatie te ondergaan.

Bijwerkingen
Meestal verblijft de patiënt enkele dagen in het ziekenhuis. Daarna kan de operatie nog een aantal weken tot lichte pijn in de flank leiden. Wat de genezing helpt is veel drinken (1-2 liter per dag, vooral water), niks zwaarder tillen dan 5 kilogram en geen zware oefeningen doen. Daarnaast is het goed eventuele voorgeschreven medicatie met de arts te bespreken. De patiënt dient contact op te nemen met de arts bij koorts en zware bloedverlies en pijn.

Symptoombestrijding heeft als doel de klachten en de pijn te verlichten, en het leven te rekken. Wanneer een operatie te riskant is, kan de arts alleen symptoombestrijding voorstellen. Daarnaast gaat een operatie vaak gepaard met symptoombestrijding. Symptoombestrijding gebeurt met medicatie, radiotherapie of embolisatie (afsluiting van het bloedvat naar de tumor).

Er is veel onderzoek gedaan naar chemotherapie, maar dit blijkt bij nierkanker niet te werken. Gelukkig kunnen andere medicijnen wel de symptomen verlichten en de tumor en eventuele uitzaaiingen laten krimpen, zodat langer en beter met nierkanker is te leven. Drie typen medicatie wordt bij nierkanker voorgeschreven:

  • angiogenese-remmers
  • celcyclusremmers
  • immunotherapie

Angiogenese-remmers en celcyclusremmers vallen onder de zogeheten doelgerichte therapieën: ze pakken alleen de kankercellen aan. Ze hebben daardoor minder bijwerkingen dan chemotherapie, dat ook gewone cellen doodt. Immunotherapie versterkt het afweersysteem van de patiënt, waardoor de patiënt zelf meer kankercellen doodt. Als een operatie niet mogelijk is, zal de patiënt direct met medicijnen worden behandeld om de tumor te verkleinen. De arts kan ook voorafgaand aan een operatie medicijnen aanbevelen om de tumor te verkleinen, zodat deze beter kan worden verwijderd. Soms wordt voorafgaand aan een operatie een angiogenese-remmer gebruikt om te zien hoe de kanker daarop reageert. Als deze goed reageert op de behandeling, wordt de behandeling na de operatie voortgezet. Het is ook mogelijk dat de arts alleen medicijnen voorschrijft voor na de operatie. Welke medicijnen de voorkeur hebben, en wanneer ze worden gegeven, beslist het Multidisciplinair Overleg (MDO). De oncoloog en uroloog zoeken hierin samen naar het beste behandelplan voor de patiënt. Het is belangrijk dat de patiënt goed over het behandelplan wordt voorgelicht, en dat de beslissingen samen met hem of haar worden genomen.

Angiogenese-remmers

Hoe werken angiogeneseremmers?
Angiogenese-remmers zijn de meest gebruikte medicijnen bij uitgezaaide nierkanker. Ze voorkomen de vorming van nieuwe bloedvaten die de tumor nodig heeft om te groeien. Daarmee vertragen ze de tumorvorming, en ze kunnen tumoren ook verkleinen. De medische term voor deze medicatie is anti-angiogene therapie. Het is een doelgerichte therapie omdat het met name de kankercellen bestrijdt en gezonde cellen in tact laat. Voorbeelden van angiogenese-remmers bij nierkanker zijn: sunitinib, bevacizumab (in combinatie met immunotherapie), pazopanib en sorafenib. Meestal zijn het pillen die de patiënt thuis inneemt. Soms wordt de medicatie toegediend via een infuus in het ziekenhuis. Op basis van de individuele prognose en de kenmerken van de tumor, zal de arts de beste anti-angiogene therapie kiezen. Als de medicatie geen effect heeft, of als er te veel bijwerkingen zijn, kan de patiënt overstappen op een andere angiogenese-remmer, een celcyclusremmer en/of immunotherapie.

Indicaties angiogeneseremmers
Patiënten met een uitgezaaide heldercellig niercelcarcinooom en een goede tot gemiddelde prognose krijgen vaak als eerste therapie sunitinib of bevacizumab voorgeschreven, samen met interferon-alfa. Maar omdat er een verschil is in bijwerkingen en manier van toediening tussen de angiogenese-remmers, moet toch steeds per patiënt een keuze worden gemaakt.

Bijwerkingen
Omdat deze medicatie de vorming van nieuwe bloedvaten tegengaat, leidt hij vaak tot bijwerkingen. De volgende bijwerkingen komen voor:

  • misselijkheid en ziekte tijdens de behandeling
  • diarree of constipatie
  • hoge bloeddruk
  • erectiestoornissen
  • minder goed functionerende schildklier, wat kan leiden tot moe of koud voelen
  • vermoeidheid
  • pijn in de gewrichten, spieren en borst
  • droge en rode mond of uitslag
  • gevoelloosheid en een tintelend gevoel in de vingers en tenen, blaren aan hun drukpunten
  • grijs haar tijdens de behandeling (tussen behandelingen door kan de kleur terug komen)
    stijging cholesterolgehalte.

Celcyclusremmende medicijnen

Hoe werken celcyclusremmende medicijnen?
Celcyclusremmende medicijnen kunnen de groei en deling van tumorcellen remmen. De tumor verdwijnt meestal niet, maar door de behandeling groeit de tumor niet meer, of krimpt hij zelfs. Voorbeelden van celcyclus-remmende medicijnen bij nierkanker zijn everolimus en temsirolimus. De medicatie wordt gegeven in de vorm van pillen (everolimus), en soms via een infuus (temsirolimus).

Indicaties celcyclusremmende medicijnen
Vaak wordt bij patiënten met een uitgezaaid heldercellig niercelcarcinoom en een slechte prognose gestart met temsirolimus. Everolimus kan worden gebruikt na het falen van angiogeneseremmers.

Bijwerkingen
De volgende bijwerkingen komen voor:

  • vermoeidheid
  • huiduitslag
  • duizeligheid
  • hoofdpijn
  • diarree
  • smaakverandering of vermindering.

Het is belangrijk de arts op de hoogte te houden van de bijwerkingen. De arts ondersteunt de patiënt namelijk in het verminderen ervan.

immunotherapie

Hoe werkt immunotherapie?
Immunotherapie vermindert de tumorgroei en de symptomen. De behandeling versterkt namelijk het afweersysteem van de patiënt, zodat het de kankercellen beter kan doden. De behandeling werkt niet direct in op de tumor, het is alleen gericht op het versterken van het afweersysteem. Interferon-alfa en nivolumab worden het vaakst voorgeschreven. De medicatie wordt onder de huid toegediend met een infuus of, in geval van interferon-alfa, via een injectie. Een behandeling met nivolumab duurt in het ziekenhuis ongeveer een uur, en de patiënt moet hiervoor elke twee weken terug komen.

Indicaties immunotherapie
De arts kan immunotherapie aanbevelen als er sprake is van een heldercellig niercarcinoom. Bij patiënten met een uitgezaaide heldercellig niercelcarcinooom en een goede tot gemiddelde prognose wordt vaak gestart met de angiogenese remmer sunitinib of bevacizumab en interferon-alfa om het immuunsysteem te versterken. Mocht dit onvoldoende helpen, dan kan de arts nivolumab voorschrijven. Om voor immunotherapie in aanmerking te komen, moet de patiënt een goede lichamelijke conditie hebben. Er mogen ook niet te veel uitzaaiingen zijn in de longen.

Bijwerkingen
Veel voorkomende bijwerkingen van immunotherapie zijn:

  • vermoeidheid en griepachtige symptomen zoals koorts, spierpijn en hoofdpijn
  • tijdelijke daling van het aantal witte bloedcellen, wat het risico op een infectie kan verhogen
  • tijdelijke daling van het aantal rode bloedcellen, wat kan leiden tot vermoeidheid.
  • daling van het aantal bloedplaatjes, wat kan leiden tot neusbloedingen, bloedend tandvlees en jeuk.
  • misselijkheid, braken, diarree en verlies van eetlust
  • depressieve of angstige gevoelens, of slapeloosheid
  • huidontstekingen in de vorm van uitslag.

Veel voorkomende bijwerkingen van nivolumab zijn:

  • maag-darmklachten met diarree
  • huidklachten en jeuk
  • vermoeidheid en kortademigheid.

Het is belangrijk de arts op de hoogte te houden van de bijwerkingen, omdat dan ondersteuning kan worden gegeven bij het verminderen ervan. Bijvoorbeeld bijna iedereen die immunotherapie met interferon-alfa ondergaat heeft de eerste dag griepachtige verschijnselen. Een paracetamol kan dan helpen. Als symptomen zoals misselijkheid en pijn bij het slikken aanhouden, kan dit leiden tot uitdroging, gewichtsverlies of ondervoeding. In dat geval kan een diëtist worden ingeschakeld. Bij psychische klachten kan de patiënt informeren naar psychologische hulp.

Hoe werkt radiotherapie?
Radiotherapie is een plaatselijke bestraling met het doel kankercellen te vernietigen en gezond weefsel zo veel mogelijk te sparen. De niertumoren zelf worden meestal niet bestraald, de uitzaaiingen wel, deze reageren er goed op. Als radiotherapie alleen wordt ingezet om de symptomen te verlichten, is vaak een enkele bestraling genoeg. Maar wanneer hij wordt ingezet om te genezen, moeten patiënten meerdere malen naar het ziekenhuis voor gedoseerde radiotherapie. Aan het einde van de bestralingsperiode is er vaak al verbetering merkbaar. Deze verbetering zet zich soms nog door na afloop van de bestraling.

Indicaties radiotherapie
Patiënten met uitzaaiingen van een niertumor komen in aanmerking voor radiotherapie.

Bijwerkingen
Radiotherapie kan bijwerkingen veroorzaken, het hoeft niet. De meeste klachten verdwijnen een paar weken na de behandeling. Bijwerkingen door uitwendige bestraling kunnen zijn:

  • vermoeidheid
  • verkleuring van de huid op de plek van bestraling
  • irritatie van de darmen en de blaas (wanneer de blaas en darmen in het bestralingsgebied liggen)

Hoe werkt embolisatie?
Embolisatie is een beperkt belastende behandeling waarbij de afdeling Radiologie een kleine katheter in de lies brengt om de bloedvaten rond de nieren te bereiken. Met contrastvloeistof en röntgenapparatuur maakt de arts de bloedvaten zichtbaar, zodat hij of zij het juiste bloedvat kan afdichten. De patiënt wordt voor deze ingreep 1 of 2 dagen opgenomen op de verpleegafdeling Urologie.

Contrastvloeistof maakt aders en slagaders zichtbaar in de gemaakte scans. Voorafgaand aan de scan wordt de vloeistof direct in de ader geïnjecteerd, gewoonlijk in de arm. Wanneer mensen overgevoelig zijn voor contrastvloeistof, zal een scan worden uitgevoerd zonder toediening hiervan. Voor verantwoord gebruik van contrastvloeistof is een bepaalde nierfunctie verreist. Een te lage nierfunctie voor een contrastvloeistof betekent niet dat de nierfunctie slecht is.

Indicaties embolisatie
Emobilisatie is een optie als patiënten blijven bloeden uit de nier, wat zichtbaar is in de urine, en als opereren (nog) geen optie is. Embolisatie is palliatief - het stopt of vermindert de symptomen. Het is niet curatief (genezend), wat een operatie wel kan zijn.

Bijwerkingen
Na de embolisatie kan er een aantal bijwerkingen optreden zoals koorts, plaatselijke, pijn, een onwel gevoel en misselijkheid. Deze symptomen verdwijnen meestal na 36 tot 48 uur. Voor deze klachten schrijft de uroloog zo nodig medicijnen voor. Lees hier meer over embolisatie

5

Na de behandeling van nierkanker volgt de uroloog patiënten actief op de volgende punten:

  • Heeft de operatie tot complicaties geleid?
  • Is de functie van de overgebleven nier of behandelde nier achteruit gegaan?
  • Is de tumor in de behandelde nier, of op de plaats van de weggehaalde nier, terug gekomen?
  • Is er een tumor ontstaan in de niet behandelde nier?
  • Zijn uitzaaiingen aanwezig?

Onderzoeken die de uroloog kan doen zijn een röntgenfoto van de borst, een CT-scan, echografie, een MRI-scan (niet standaard) en bloedonderzoek. In het bloed worden onder andere serum creatinine en eGFR gemeten, twee stoffen die aangeven hoe goed de nieren functioneren. Hoeveel controlebezoeken gepland worden, is afhankelijk van het risicoprofiel van de patiënt;

Controle patiënten met een laagrisicoprofiel
Terugkeer van een tumor na het (gedeeltelijk) weghalen van een nier bij patiënten met een laag risicoprofiel is klein (5 tot 10%). Maar de kans is toch wat groter dan bij mensen die geen nierkanker hebben gehad, dus monitoring hiervan met echografie en soms ook een CT-scan is zinvol. Hoe eerder een tumor wordt ontdekt, hoe groter de kans op gehele genezing. Standaard is het eerste jaar twee controles, en daarna tot vijf jaar na de behandeling elk jaar. Voor de meeste controles zal de uroloog een CT-scan van de borst en bloedonderzoek laten uitvoeren. Bij de eerste controle is dat vaak een echografie van buik en nieren en bloedonderzoek.

Controle patiënten met een hoog risicoprofiel
Standaard bij patiënten met een midden of hoog risico profiel is de eerste drie jaar na de behandeling elk half jaar een controle, en daarna tot tien jaar elk jaar. Bij deze controles kan de arts gebruik maken van een echografie, een röntgenfoto van de borst en bloedonderzoek. Soms wordt ook gekozen voor een CT-scan of MRI-scan.

6

Een niersparende operatie of ablatie (verhitting of bevriezing) is meestal effectief, maar de kans bestaat dat de tumor terug keert. Bij een niersparende operatie lopen de schattingen over terugkeer uiteen van 2 tot 10 %. Wanneer de terugkerende tumor klein is en op een goede plaats ligt, zal de arts vaak opnieuw een niersparende operatie voorstellen.

Na Radio Frequentie Ablatie (RFA) waarbij de tumor wordt verhit, lijkt de kans ongeveer 10 procent op terugkeer van de tumor. Ook hierbij kan opnieuw worden gekozen voor RFA. Als de teruggekeerde tumor groter is dan 4 centimeter, is het beter de hele nier weg te halen.

Ook radicale nefrectomie is meestal effectief bij patiënten met lokale kanker: Bij deze operatie is de kans op het ontstaan van een nieuwe tumor en/of een uitzaaiing in de bijnier of lymfeklieren 2 tot 10%, afhankelijk van het risicoprofiel van de patiënt. Wanneer toch een lokale tumor terug keert, bijvoorbeeld in het bindweefsel rond de nier, kan opnieuw voor operatieve verwijdering worden gekozen. In geval van een terugkerende tumor met uitzaaiingen, zal de arts vaak ook symptoombestrijding voorstellen met medicatie, radiotherapie of embolisatie.

 

Wat is nierkanker?
De nieren zijn 2 boonvormige organen in de buikholte achter het buikvlies. Ze zorgen voor het verwijderen van afvalstoffen en ze regelen de vocht- en zoutbalans in het lichaam. De nieren zorgen ook voor het reguleren van de bloeddruk, het aanmaken van bloedcellen en ze houden de botten gezond. De afvastoffen worden samen met de geproduceerde urine in de nieren uitgescheiden via de urineleiders naar de blaas. Nierkanker is een kwaadaardig gezwel (tumor) in de nieren. Nierkanker vertegenwoordigt in 2017 wereldwijd ongeveer 3 % van alle kankerdiagnoses. In Nederland wordt jaarlijks zo’n 2.700 maal de diagnose gesteld. Klik hier voor meer informatie. Meer mannen dan vrouwen worden getroffen door nierkanker en de meeste patiënten zijn tussen de 60 en 70 jaar oud. De overlevingskansen zijn afgelopen twintig jaar licht gestegen. Door een toename en verbetering van echografie en CT-scans wordt nierkanker in een vroeger stadium gediagnosticeerd.

Fig. 18: de nier

Risicofactoren
Roken, een hoge bloeddruk en overgewicht verhogen de kans op nierkanker. En wie een eerstegraads familielid heeft met nierkanker of een hoge bloeddruk heeft tevens een verhoogd risico op nierkanker. Veranderingen in levensstijl, zoals het stoppen met roken en een gezond lichaamsgewicht, kunnen het risico op nierkanker verlagen.

Stadium nierkanker
Er bestaan verschillende stadia nierkanker. Als de tumor zich beperkt tot de nier en er is geen sprake van verdere uitzaaiing spreken we van lokale nierkanker. Patiënten hebben in dit stadium nog een grote kans om te genezen. Bij een gevorderde nierkanker is de tumor lokaal uitgezaaid naar omliggend weefsel, de naastgelegen bloedvaten, de bijnieren en de lymfeklieren. Bij uitgezaaide nierkanker kan de tumor ook zijn uitgezaaid naar elders in het lichaam.

Risicogroepen
Patiënten waarbij er geen sprake is van verspreiding naar de lymfeklieren en van uitzaaiingen, worden verdeeld in drie groepen:

In de lage-risico groep is de tumor kleiner dan 7 centimeter (stadium 1), de patiënt heeft een goede gezondheid en de tumorcel is niet agressief. De kans dat deze patiënten na vijf jaar nog in leven zijn is 90 %. Als de tumor kleiner is dan 4 á 5 centimeter is de overlevingskans zelfs meer dan 90 %.
In de midden-risico groep is de tumor ook beperkt tot de nier. Maar de patiënt heeft een minder goede gezondheid, en de tumor is wat agressiever. De overlevingskans voor deze patiënten is 80 %.
In de hoge-risico groep is de tumor door het kapsel van de nier heen gegroeid (maar zonder verspreiding naar de lymfeklieren of uitzaaiingen), is de patiënt niet in goede gezondheid en is de tumor De overlevingskans na vijf jaar is dan 50-60 %.

Patiënten met een verspreiding van de tumor naar lymfeklieren en/of naar verder weggelegen gebieden zoals botten, long of lever, worden ook verdeeld in drie risicogroepen. Lage-risico patiënten hebben een tumor in stadium 3, met verspreiding naar 1 lymfeknop en verder geen aantoonbare uitzaaiingen. Hun overlevingskans na vijf jaar is ongeveer 30 %. Hoge-risico patiënten hebben een tumor in stadium 4, een zwakke gezondheid, agressieve tumorcellen en uitzaaiingen naar gebieden buiten de nieren. Hun overlevingskansen zijn nihil. De overlevingskansen van de midden-risico patiënten die hiertussen in zitten zijn ongeveer 20 %. Per individuele patiënt kan de overleving wel sterk variëren. Het verloop van de ziekte is vaak onvoorspelbaar. Elke patiënt heeft kans na vijf jaar nog steeds in leven te zijn. Daarbij geldt ook: hoe langer de ziekte aantoonbaar niet terug is gekomen, hoe groter de kans dat hij ook echt niet meer terug komt.

Prognose
Patiënten willen graag weten wat hun kans is op overleving. Artsen gebruiken voor deze prognose het percentage patiënten dat nog in leven is vijf jaar na een bepaalde behandeling. Om tot deze prognose te komen kijken ze naar de agressiviteit van de tumor, het stadium van de tumor en de individuele medische geschiedenis.

De meeste patiënten krijgen een ‘standaardbehandeling’ geadviseerd. Dat is de behandeling die op dat moment voor een bepaalde soort kanker de beste resultaten geeft en daarom het meest gebruikelijk is. Er zijn patiënten die twijfels hebben over, of bezwaren hebben tegen de voorgestelde behandeling. Zij willen meer zekerheid. In die gevallen kan men om een ‘second opinion’ vragen, een oordeel van een andere deskundige dan de behandelend arts. De behandelend arts kan de patiënt doorverwijzen als hierom gevraagd wordt. Het is mogelijk om een second opinion in het buitenland aan te vragen.

Een second opinion wordt vergoed vanuit de basisverzekering. Dit betekent wel dat het valt onder het eigen risico. Het gaat hierbij alleen om de kosten die gemaakt worden voor deze mening. Vaak stelt de zorgverzekeraar een aantal voorwaarden aan een second opinion. Een voorwaarde kan zijn dat de second opinion alleen vergoed wordt bij een zorgaanbieder waar de zorgverzekeraar een contract mee heeft. De voorwaarden kunnen per zorgverzekeraar verschillen. Hier moeten patiënten dan dus goed naar informeren.

Voor meer informatie over een second opinion, klik hier.

Om ervoor te zorgen dat de patiënt de allerbeste behandeling krijgt, is overleg tussen artsen met verschillende specialisaties nodig. Dit wordt het multidisciplinair overleg (MDO) genoemd. Het MDO is een bespreking waarbij urologen, pathologen, radiotherapeuten, oncologen, radiologen en een oncologisch verpleegkundige of verpleegkundig specialist zoeken naar de beste behandeling. Zij kijken daarbij naar de leeftijd, medische voorgeschiedenis en specifieke kenmerken van de nierkanker. Ook wordt afgesproken wie als hoofdbehandelaar en/of contactpersoon voor de patiënt fungeert. Uit het eerste MDO komt een voorlopig behandelvoorstel. Vaak neemt het team daarover contact op met de huisarts, zodat die geïnformeerd is over de huidige situatie. De uroloog of oncoloog bespreekt het voorlopige behandelvoorstel samen met de patiënt. Deze krijgt de tijd om hierover na te denken, waarna het besluit volgt over het definitieve behandelvoorstel. Als alleen beeldvormend onderzoek heeft plaatsgevonden, kan de uroloog al direct met de patiënt besluiten tot het gedeeltelijk of geheel weghalen van de nier en tumor. Als dan tijdens de operatie en uit weefselonderzoek door de patholoog blijkt dat de tumor verder gevorderd is dan aanvankelijk gedacht, kunnen arts en patiënt de behandelkeuze herzien.

Dat een tumor is terug gekeerd, of dat er uitzaaiingen zijn, is natuurlijk heel slecht nieuws. Patiënten kunnen zich dan opnieuw veel zorgen maken over de prognose en de impact die de ziekte zal hebben op hun leven. Deze zorg kunnen ze met de arts of verpleegkundige bespreken. Om ervoor te zorgen dat de patiënt de allerbeste behandeling en begeleiding krijgt, zal er opnieuw overleg zijn tussen artsen met verschillende specialisaties. Dit behandelplan zal de uroloog of oncoloog met de patiënt bespreken.

Leefstijl
Met een gezonde leefstijl kunnen patiënten zelf het succes van een behandeling beïnvloeden. Steeds meer onderzoek toont aan dat voldoende bewegen, gezond eten en een gezond gewicht behouden, helpt voorkomen dat kanker opnieuw ontstaat. Gezond leven is ook van essentieel belang tijdens de behandeling. Het voorkomt verdere verzwakking en verbetert de conditie, waardoor patiënten een betere kwaliteit van leven hebben. Dit zal het succes van iedere behandeling verhogen. Van onderstaande factoren is in ieder geval duidelijk geworden dat ze de kans op het krijgen van kanker helpen te verlagen:

Niet roken

Roken is een van de grootste risicofactoren voor kanker. Veel vormen van kanker blijken vaker voor te komen bij rokers dan bij niet-rokers. En roken heeft meer nadelen. Het beschadigt hart en bloedvaten. Die negatieve effecten op de gezondheid worden nog eens versterkt doordat roken vaak samengaat met minder gezond eten, minder bewegen en meer alcohol. Stoppen met roken is het belangrijkste wat een patiënt kan doen om de kans op kanker te verkleinen. De vooruitgang in de gezondheid zal onmiddellijk merkbaar zijn. De huisarts kan de patiënt bij dit proces ondersteunen.

Voldoende lichaamsbeweging

Het effect van bewegen is aangetoond in meerdere wetenschappelijke studies: bewegen houdt de bloedvaten soepel, het hart sterk en het immuunsysteem actief. Een sportschool is niet per se nodig. Er zijn veel andere bewegingsvormen die eenvoudig in uw dagelijkse routine zijn in te passen. Elke soort lichaamsbeweging is goed, zowel matig intensief als intensief. Het beste is beide soorten af te wisselen.

Matig intensieve lichaamsbeweging

Onder matig intensieve lichaamsbeweging valt alles waarbij het hart iets sneller gaat kloppen en ook de ademhaling sneller gaat. Voorbeelden zijn stevig wandelen, rustig zwemmen, schoonmaken of fietsen.

Intensieve lichaamsbeweging

Onder intensieve lichaamsbeweging valt alles waarbij de hartslag omhoog gaat en de patiënt het warm krijgt, gaat zweten en buiten adem raakt. Voorbeelden hiervan zijn hardlopen, aerobics, fitnessen en teamsporten zoals voetbal of korfbal.

Gezonde voeding

Steeds duidelijker wordt dat overgewicht de kans op diverse vormen van kanker beduidend verhoogt. Hoe dat precies werkt, is nog niet bekend. Mogelijk leidt overgewicht vaker tot een lichte mate van chronische ontsteking in het lichaam. Dat ondermijnt ons afweersysteem, waardoor kankercellen meer kans krijgen. Daarnaast hangt overgewicht vaak samen met een ongezondere leefstijl (minder goede voeding, weinig beweging) wat het negatieve gezondheidseffect nog weer eens versterkt.

Geadviseerd wordt daarom een evenwichtig dieet aan te houden met:

  • voldoende groenten, fruit en zuivel,
  • zetmeelrijk voedsel zoals brood, aardappelen, rijst of pasta
  • eiwitrijk voedsel, zoals vlees, vis, eieren of peulvruchten.
  • minder suiker, zout en vet voedsel. Bij vragen kan de arts een doorverwijzing geven naar een diëtist.

Omgaan met de ziekte
De diagnose en behandeling van nierkanker is vaak erg emotioneel belastend. Hoe iemand er precies op reageert, is afhankelijk van vele factoren. Is er bijvoorbeeld kans op herstel, zijn de klachten ernstig, en zijn de behandelingen zwaar? Ook leeftijd en gezinssituatie kunnen de reactie op de ziekte beïnvloeden. Daarnaast speelt iemands karakter een rol. Wie al eerder in zijn leven te kampen kreeg met moeilijke situaties, heeft misschien een bepaalde manier gevonden om moeilijkheden het hoofd te bieden. Die aanpak kan dan ook helpen bij het verwerken van de ziekte. Sommigen vinden steun in hun geloof of levensovertuiging. Anderen zijn door de gebeurtenissen juist zo teleurgesteld of boos dat ze het vertrouwen in hun geloof verliezen. Ze raken daarmee een belangrijk houvast kwijt. De een heeft veel behoefte om over de ziekte te praten. De ander mijdt gesprekken hierover, omdat hij of zij gewend is de dingen zelf uit te zoeken. Sommigen mensen zijn van nature een makkelijke prater, maar vinden het in deze situatie toch moeilijk te vertellen wat in hen omgaat.

Juist in een moeilijke periode kan het goed zijn om de partner of een andere geliefde deelgenoot te maken van de gevoelens. Het kan de patiënt opluchten en het gevoel geven er niet alleen voor te staan. Ook voor mensen uit de omgeving is het prettig om te weten wat er speelt. Zij kunnen daardoor beter tot steun zijn.

Psychologische ondersteuning
Na de diagnose kan de patiënt zich behoorlijk zorgen maken. Zoals over de prognose, over de gevolgen van kanker op zijn of haar sociale leven, of over de gevolgen voor zijn financiële situatie. Dat is normaal, maar het kan soms blokkerend werken. Sommige patiënten vinden het moeilijk hun naasten met hun zorgen te belasten. Als de patiënt angstig blijft of zich geïsoleerd voelt, kan hij het best contact opnemen met zijn arts om te informeren naar hulp. Een verwijzing naar een psycholoog kan een uitkomst zijn. Een patiëntenorganisatie zoals Leven met blaas- of nierkanker kan ook ondersteuning bieden.

Ondersteuning op het gebied van financiën / zorgverzekering
Tijdens de behandeling kan de patiënt vaak niet werken. Het is verstandig om van tevoren met een leidinggevende te overleggen wanneer en hoe men weer aan het werk kan/zal gaan. Misschien is werken in deeltijd of in een andere functie mogelijk. De mogelijke financiële gevolgen van een behandeling kunnen worden besproken met arts of verpleegkundige. Zij kunnen verwijzen naar instanties waar individueel advies wordt gegeven. Ze kunnen ook helpen juridisch advies in te winnen over een testament en aanverwante zaken.

Op de website van het NIBUD is veel te vinden over financiële hulp en wat men zelf kan doen. Een kankerpatiënt komt soms voor onverwachte uitgaven te staan, bijvoorbeeld het aanschaffen van een pruik of een vergoeding voor ziekenvervoer. Het is belangrijk te weten of de zorgverzekering deze kosten dekt. Zo niet, dan kan men ieder jaar in december veranderen van zorgverzekering. Klik hier voor informatie over het afsluiten van een nieuwe zorgverzekering. Daarnaast mogen veel zorgkosten worden afgetrokken van de belasting als ze niet vergoed worden.

Ondersteuning voor familie en vrienden
De diagnose kanker beïnvloedt niet alleen de patiënt, maar ook de mensen om hen heen. Als partner, vriend, familielid of buurman is het mogelijk op verschillende manieren steun te bieden, bijvoorbeeld door te helpen met praktische zaken zoals wassen, tuinieren, of boodschappen doen. Het kan ook nuttig zijn om samen vragen te bedenken die tijdens het bezoek aan de arts gesteld kunnen worden. Door samen de arts te bezoeken, is het gemakkelijker zaken te onthouden, en zich te concentreren op details die dan achteraf samen besproken kunnen worden.

De diagnose en behandeling kunnen zeer emotioneel zijn voor alle betrokkenen. Behandeling van kanker is intens en je leven kan plotseling veranderen. Vragen over de prognose, de effecten van de behandeling, en zelfs de mogelijkheid van sterven kunnen ter sprake komen. Een vriend of geliefde kan steunen door te luisteren en hoeft niet de antwoorden klaar te hebben. Patiëntenorganisaties bieden ook ondersteuning voor familieleden of vrienden van de mensen die zijn gediagnosticeerd met kanker.

Palliatieve zorg
In de laatste fase van de kanker, wanneer behandelingen geen effect meer hebben, zullen artsen de patiënt palliatieve zorg bieden om het leven comfortabeler te maken. Tijdens de palliatieve zorg worden de patiënt en zijn dierbaren ondersteund door een multidisciplinair team. Gezamenlijk bieden de teamleden fysieke, psychische, sociale en spirituele ondersteuning. Palliatieve zorg omvat het beheersen van symptomen en pijnbestrijding, bijvoorbeeld met morfine. Palliatieve zorg kan in het ziekenhuis, thuis of in een hospice plaatsvinden. Een hospice is een instelling die zorg verleent tijdens de laatste fase van het leven.

 

De informatie in dit zorgpad is opgesteld door de European Association of Urology (EAU) en het Athena Instituut in samenwerking met de patiëntenverenigingen Leven met Blaas of nierkanker en de nierkankerStichting. Artsen, verpleegkundigen en patiënten zijn intensief betrokken bij de ontwikkeling van het document. Het document is het eindproduct van een door ZonMW gefinanciërd project en houdt een blauwdruk van een digitale informatiebron (website) in. Dat wil zeggen dat het een schriftelijke weergave is van de inhoud van de toekomstige website. Het doel van de digitale informatiebron is het aanbieden van patiënteninformatie gebaseerd op de klinische richtlijn van nierkanker. De informatie in het document is gebaseerd op de meest recente Europese klinische richtlijn (ontwikkeld door de EAU) en de richtlijn op oncoline. Het zorgpad is deels tot stand gekomen met behulp van input van het Jeroen Bosch Ziekenhuis.

De digitale zorgpaden zijn mogelijk gemaakt met financiële ondersteuning door Ipsen, Janssen en Bayer.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met: EAU 026 389 0680 of bureau NVU 030 282 3218

 

Naam Functie
Axel Bex Uroloog AVL
Brunolf Lagerveld Uroloog, OLVG
Hans Hofman Ervaringsdeskundige
Han Stufkens Ervaringsdeskundige
Jurriaan Oosterman Projectmanager, EAU
Lisa Bracht Ervaringsdeskundige
Marlene Braam Verpleegkundig specialist, Martini Ziekenhuis
Patricia Zondervan Uroloog, AMC
Violet Petit-Steeghs Onderzoeker, Athena Instituut, VU

 

Naam Functie Functie werkgroep
Axel Bex Uroloog AVL Nierkanker, voorzitter
Chris Laarakker Bestuurslid en Redactielid Coördinator lotgenotencontact ProstaatKankerStichting Prostaatkanker, ervaringsdeskundige (patiënt)
Corinne Tillier Oncologisch verpleegkundige, AVL Nierkanker
Henk van der Poel Uroloog, AVL Prostaatkanker, voorzitter
Jacqueline Broerse Afdelingshoofd Athena instituut, VU Amsterdam Begeleider
Jurriaan Oosterman Projectmanager, EAU Coördinator
Katja Goossens-Laan Uroloog Alrijne ziekenhuis Leiden / Leiderdorp Spierinvasieve blaaskanker, voorzitter
Kees Hendricksen Uroloog, AVL Niet-spierinvasieve blaaskanker, voorzitter
Violet Petit Onderzoeker, Athena Instituut, VU Coördinator, onderzoeker
Wim Nak Bestuurslid en Redactielid Coördinator lotgenotencontact ProstaatKankerStichting Prostaatkanker, ervaringsdeskundige (patiënt)