Tijdens de URS brengt de uroloog een dun hol buisje met een kleine camera (de ureterorenoscoop) in via uw plasbuis in de urineleider. Hiermee kan hij tot in uw nierbekken kijken. Als hij een niersteen of kleine poliep vindt, kan hij deze meteen verwijderen. Wanneer hij geen afwijkingen vindt, kan hij wel in uw nier kijken of biopten (kleine stukjes weefsel) afnemen.
Door problemen in de urineleider kan een flinke stuwing in uw nier ontstaan. Er blijft dan een te grote hoeveelheid urine in uw nier achter. Dit is gevaarlijk omdat de nier op den duur minder goed zal werken. Bovendien heeft u hierdoor een groter risico op een infectie. Stuwing in uw nier kan leiden tot koliekpijnen (heftige buikpijnaanvallen). Dit is ook een reden om een URS te verrichten.
De operatie
U ligt op uw rug met opgetrokken benen (in beensteunen), zodat de uroloog via de plasbuis uw blaas kan inspecteren. Hij leidt de ureterorenoscoop via de plasbuis en blaas door de opening van de urineleider in de blaaswand. Soms is het nodig om de urineleider op te rekken om de scoop te kunnen inbrengen. Om de urineleider open te houden spoelen we voortdurend met spoelvloeistof. Ook maken we soms een röntgenfoto tijdens de ingreep. Daarmee kunnen we beter zien waar de ureterorenoscoop zich precies bevindt en kunnen we stenen zichtbaar maken.
Als de uroloog een steen vindt, kan hij deze kapot maken en met een speciaal tangetje vastpakken en verwijderen. Kleinere steentjes plast u zelf uit. Ook als er een poliep zit, kan deze direct verwijderd worden. Wanneer er geen steen of poliep zit kan de uroloog biopten (kleine stukjes weefsel) afnemen voor nader onderzoek.
Tijdens de ingreep plaatsen we soms een ureterkatheter (dubbel J katheter). Dit is een dun slangetje dat vanaf uw nier via de urineleider naar uw blaas loopt. Hierdoor kan urine makkelijker afvloeien van uw nier naar uw blaas. Ook voorkomt de katheter dat u aanvallen van koliekpijn (hevige pijn door een verkramping in de urinewegen) heeft. Deze katheter wordt later weer verwijderd. Soms krijgt u ook tijdelijk een katheter in uw blaas. Deze spoelt eventuele bloedstolsels en gruis van steentjes uit uw blaas. U hoeft dan niet zelf te plassen.
Nazorg
U heeft na de operatie een infuus in uw arm (voor het toedienen van vocht), soms een zuurstofslangetje in uw neus, eventueel een blaaskatheter (een dunne slang die via de plasbuis in uw blaas ligt, zodat de urine naar buiten toe kan lopen) en indien nodig een dubbel J katheter. Dit is een slangetje dat van uw nier door de urineleider naar uw blaas loopt.
Als u een blaaskatheter krijgt, bepaalt uw behandelend arts wanneer deze verwijderd mag worden. Dit kan gebeuren na enkele uren of de volgende dag.
Vanaf de dag na de operatie gaat u weer bewegen. Om trombose (bloedstolsels) te voorkomen krijgt u gedurende de opname dagelijks een injectie in uw buik.
De verpleegkundige controleert (nadat de blaaskatheter verwijderd is) met een echoapparaat of er urine achterblijft in uw blaas. In het begin kan het plassen pijnlijk zijn en de urine wat bloederig. Dit wordt snel beter. Als u geen dubbel J katheter heeft, mag u de eerste dagen niet te veel drinken. Door de ingreep kan de urineleider namelijk wat opgezet zijn en als u veel drinkt kan hierdoor stuwing in uw nier ontstaan. U voelt dan een druk in uw nier. Ook kunt u aanvallen van koliekpijn (kortdurende hevige krampende pijn) hebben.
Risico's van de ingreep
Bij sommige patiënten is de urineleider erg nauw en past de ureterorenoscoop er niet door. We plaatsen dan alleen een dubbel J katheter. Deze zorgt ervoor dat de urineleider toegankelijker wordt, zodat de ingreep op een later moment wel kan worden uitgevoerd.
Als er een steen in uw urineleider zit, kan deze soms naar boven schieten, richting uw nier. Dan kan hij op een plek zitten die niet te bereiken is voor de ureterorenoscoop. We proberen deze dan te verwijderen met een andere flexibele scoop die er beter bij kan. Soms kan dit direct tijdens de ingreep maar soms plannen we hier een nieuwe afspraak voor.
In de eerste periode thuis kunt u last hebben van de volgende klachten en verschijnselen:
- Koliekachtige pijnklachten, zoals u wellicht ervaren hebt vóór de ingreep.
- Lichte temperatuursverhoging tot 38,5˚C.
- Bloed bij de urine. Het is normaal als de eerste week na de operatie de urine nog lichtrood gekleurd is.
- Gruis/steentjes bij de urine. Het is raadzaam het gruis/steentje op te vangen en mee te brengen bij uw polibezoek. Het gruis/steentje kan dan onderzocht worden.
- Een branderig gevoel bij het plassen in de eerste week na de operatie.
Neem contact op met uw huisarts of de uroloog wanneer u onhoudbare koliekaanvallen heeft ondanks dat u pijnstillers heeft genomen, meerdere dagen koorts blijft houden, ernstige brandende pijn heeft tijdens het plassen of wanneer u niet meer kunt plassen.