Het doel van de operatie is het verwijderen van de zieke en/of aangedane nier en de bijbehorende urineleider.

Voorbereiding

Voor de operatie dient u nuchter te zijn. De gemiddelde opnameduur is drie tot vijf dagen. Wanneer u weer naar huis kunt, hangt van verschillende factoren af. Hierbij spelen leeftijd, algemene conditie en
aard van de operatie een belangrijke rol.

Wanneer u medicijnen gebruikt die de bloedstolling beïnvloeden zoals Acetylsalicylzuur, Acenocoumarol, Marcoumar, Abixaban (eliquis), Dibigatran (pradaxa), Rivaroxaban (xarelto) of Plavix geeft u dit dan door aan uw behandelende arts. Om bloedingen te voorkomen moet u tijdig met deze medicijnen stoppen. Stop nooit zelf met uw medicijnen zonder overleg! U mag deze medicijnen weer starten na de operatie, wanneer de urine helder geel is.

Bent u overgevoelig voor bepaalde geneesmiddelen, latex of bijvoorbeeld jodium, dan is het noodzakelijk dat u dit vóór de operatie meldt aan uw behandelende arts en aan de anesthesioloog.

De operatie vindt plaats onder algehele narcose. Er zijn verschillende manieren om de nier en urineleider te bereiken. 

  • Met een kijkoperatie met behulp van de Da Vinci Robot. Dit noemen we een laparoscopische nefro-ureterectomie.
  • Of via een ‘open’ operatie, dit noemen we een open nefroureterectomie.

De uroloog bespreekt met u welke manier bij u het beste is. Wanneer u bijvoorbeeld meerdere buikoperaties heeft gehad is een kijkoperatie vaak niet mogelijk.

Indien er een grote kans is dat tijdens de laparoscopische uitvoering van de ingreep over gegaan moet worden naar een open benadering, zal door de anesthesioloog met u gesproken worden over pijnbestrijding via een slangetje in de rug. Dit wordt voornamelijk toegepast bij operaties in de buik- of borstholte, waarvan bekend is dat ze gepaard kunnen gaan met pijn tijdens en na de operatie. Het slangetje kan tot een paar dagen na de operatie gebruikt worden om er pijnstillende medicijnen door te geven.

De ingreep

Bij een laparoscopische nefro-ureterectomie maakt de uroloog met de robot een aantal sneetjes (incisies) in uw buik. Via een sneetje gaat een dunne holle buis de buik in. Via de buis wordt de buik gevuld met onschadelijk koolzuurgas (CO2). Zo ontstaat er ruimte in de buik waardoor de nier en urineleider goed te zien zijn. Daarna gaat door hetzelfde sneetje de camera. Het opereren gebeurt helemaal via het televisiescherm, vandaar de naam ‘ kijkoperatie’. Laparoscopie betekent: in de buik (laparo) kijken (scopie). Via de andere sneetjes brengt de uroloog de instrumenten in die nodig zijn om u te kunnen opereren, en vervolgens worden deze gekoppeld aan de operatie robot, die door de uroloog bediend wordt. 

De nier wordt losgemaakt van zijn omgeving en bloedvaten en de urineleider wordt in zijn geheel verwijderd, inclusief de inmonding in de blaas. Om de nier en urineleider te kunnen verwijderen, is het nodig om één van de sneetjes groter te maken. Soms blijkt tijdens de kijkoperatie dat het niet lukt om de nier en urineleider op deze manier te verwijderen. In dat geval gaat de arts over op de ‘open’ operatie. Dit heeft de arts vooraf met u besproken. 

De open nefro-ureterectomie betekent dat de uroloog één of twee (flank en onderbuik) grote wond(en) maakt om de nier en urineleider te bereiken. Soms wordt er gekozen voor een gecombineerde ingreep waarbij de
nier en het bovenste deel van de urineleider met een kijkoperatie worden verwijderd en het onderste deel van de urineleider inclusief een stukje blaas via een open operatie. 

 

 

Nazorg

Na een laparoscopische operatie met de robot wordt u ongeveer drie à vier dagen opgenomen op de verpleegafdeling. De ziekenhuisopname na een open nefro-ureterectomie duurt ongeveer vijf tot zeven dagen.

Bij een laparoscopische operatie met de robot gaat het herstel meestal sneller dan bij een open nefro-ureterectomie omdat de pijn minder is door de kleinere operatiewondjes, het buikvlies minder geprikkeld wordt en uw darmen sneller op gang komen.

Na de operatie heeft u een infuus in uw arm. In uw blaas heeft u een katheter voor de afvoer van urine. Deze katheter moet enkele dagen (vaak 3-5 dagen) blijven zitten, waardoor u in sommige gevallen met de blaaskatheter naar huis gaat. De verpleegkundige op de afdeling zal u uitleg geven over hoe u de blaaskatheter thuis moet verzorgen.

Na de operatie heeft u een wond. Deze wond bevat nietjes of zelfoplosbare hechtingen. De nietjes worden tien dagen na de operatie verwijderd. Soms zit er een drain (dun slangetje) in het wondgebied. Dit is om het overtollig wondvocht af te voeren. De operateur bekijkt tijdens de operatie of dit noodzakelijk is. Deze drain wordt na 1 of 2 dagen verwijderd.

In sommige gevallen krijgt u een aantal dagen na de operatie een opspuitfoto (cystogram). Bij dit röntgenonderzoek worden de blaas en urinebuis zichtbaar gemaakt door middel van een contrastvloeistof. Op deze manier kan gecontroleerd worden of de blaas weer helemaal goed gesloten is na het verwijderen van de urineleider aldaar. Indien uit dit onderzoek blijkt dat dit het geval is kan de blaaskatheter verwijderd worden.

Tijdens de ingreep kunnen er cellen loslaten van de tumor welke in de blaas kunnen hechten en daar een nieuw gezwel kunnen vormen. Om deze kans te verkleinen wordt de blaas gespoeld met een cytostaticum
(epirubicine of mitomycine). Dit gebeurt zodra blijkt dat de blaas volledig gesloten is. De uroloog heeft met u besproken of u deze blaasspoeling nodig heeft. Wij adviseren u om vier uur voorafgaand aan de spoeling zo
weinig mogelijk te drinken. Nadat de epirubicine spoeling in de blaas is ingebracht, wordt de katheter verwijderd. Het is het belangrijk dat u de blaasspoeling minimaal één uur in de blaas houdt zodat deze
goed zijn werk kan doen. Daarna kunt u blaasspoeling uitplassen en mag u naar huis. Start met drinken na het uitplassen van de spoeling. Het advies is om 1,5-2 liter per dag te drinken.

Naar huis

Als u naar huis gaat, krijgt u een afspraak mee voor een controle bezoek bij de uroloog. Het weggenomen weefsel wordt na de operatie opgestuurd voor onderzoek. Dit onderzoek duurt ongeveer vijf werkdagen. De uitslag van het onderzoek wordt tijdens de eerste controle op de polikliniek met u besproken. Als u thuis bent, kunt u de eerste tijd last hebben van veel aandrang om te plassen. Soms zit er bij de urine nog wat bloed. Dit kan enkele weken duren en is een normaal verschijnsel.

Tot zes weken na de operatie mag u niet sporten. Tot twee weken na de operatie mag u niet baden; douchen mag wel. Zware lichamelijke arbeid 6 weken na de operatie vermijden. Of u kunt werken, is afhankelijk van uw werkzaamheden. Bespreek dit met de uroloog. Twee tot vier weken na de operatie mag u niet fietsen.  We raden u aan om minimaal anderhalf tot twee liter vocht per dag drinken. Als de andere nier goed werkt, hoeft u geen dieet te volgen.

Bijwerkingen

  • Nabloeding: Tijdens de operatie worden alle bloedende bloedvaatjes gestelpt. Toch kan na een operatie een bloeding optreden. Om de kans op een nabloeding zo klein mogelijk te maken, is het nodig dat u tijdelijk stopt met bloedverdunners. Dit is altijd in overleg met de uroloog en de anesthesioloog. Soms is een hersteloperatie nodig om de bloeding te laten stoppen.
  • Wondinfectie: De kans op een wondinfectie is niet groot, omdat er onder steriele omstandigheden geopereerd wordt. Tekenen van een wondinfectie kunnen zijn: pijnlijke rode zwelling rond het litteken, pus uit de wond en/of koorts.
  • Blaasontsteking: Er is een kleine kans dat de blaaskatheter een blaasontsteking veroorzaakt. U kunt dan last hebben van pijn bij het plassen èn vaak kleine beetjes moeten plassen. In dat geval krijgt u een kuur met antibiotica voorgeschreven om de ontsteking te behandelen.
  • Urinelekkage: Het is mogelijk dat er na de operatie urinelekkage via de blaas optreedt. Dit wordt dan gezien bij het cystogram. Als er sprake is van urinelekkage zal er geen blaasspoeling gegeven worden. De blaaskatheter zal blijven zitten tot dat blijkt dat de lekkage gestopt is.
  • Longontsteking: Omdat het operatiegebied hoog tegen het middenrif aanligt, kan ademhalen pijnlijk zijn. Dit komt vaker voor bij een open nefroureterectomie. U kunt dan moeite hebben met doorademen. Hierdoor kan een longontsteking ontstaan. Na de operatie komt een fysiotherapeut bij u langs om u ademhalingsoefeningen te leren.
  • Littekenbreuk: Littekenbreuken komen bij een kijkoperatie slechts zelden voor omdat de wondjes heel klein zijn. Bij een open nefro-ureterectomie komt dit vaker voor. U kunt dan een zwelling rond het litteken zien.
  • Schouderpijn: Na een kijkoperatie kunt u door prikkeling van het gebruikte koolzuurgas, schouderpijn krijgen. Meestal duurt dit enkele dagen. De pijn is goed te behandelen met pijnstillers.
  • Nierfunctieverlies: Met het verwijderen van een nier treedt verlies van nierfunctie op. Dit functieverlies valt niet op, omdat de nieren een forse overcapaciteit hebben. Dat betekent dat de andere nier in staat is om de taak van de verwijderde nier over te nemen. Hiervan merkt u na de operatie niets. U kunt normaal leven met slechts één nier. Als u gezond leeft en gezond eet, is speciale zorg of een speciaal dieet niet nodig.
  • Trombose: Zelden komt het voor dat u een trombosebeen of longembolie krijgt. Om dit risico zo laag mogelijk te houden, krijgt u tijdens uw opname dagelijks een injectie om bloedstolsels in de bloedbaan (trombose) te voorkomen.
  • Beschadiging andere organen: Zelden ontstaan er tijdens de operatie beschadigingen aan andere organen (bijvoorbeeld de darm).